![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kram - (bevestigingshaak)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamkram zn. ‘bevestigingshaak’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkram* [bevestigingshaakje, wondhaakje] {cram(me) [kram, haak] 1367-1372} vgl. middelnederlands crimmen [met de klauw grijpen], middelnederduits kremmen, oudhoogduits krimman, oudengels crimman, crammian (engels to cram) [inproppen], oudnoors kremja [drukken], wel van een i.-e. basis met de betekenis ‘grijpen’, vgl. russisch gromada [hoop]; vermoedelijk heeft vermenging plaats gehad met woorden van de stam van krimpen (vgl. kramp1). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkram znw. v., mnl. cramme, ook nhd. dial. fri. naast Teuth. crame ‘kram, haak’, vgl. verder mnl. crimmen ‘met de klauwen grijpen’, mnd. kremmen, ohd. chrimman ‘id’, oe. crimman ‘instoppen’, crammian ‘volstoppen’ (ne. cram), on. kremja ‘drukken’ en krumma, krymma v. ‘gekromde hand’. — idg. wt. *grem ‘samenvatten’, vgl. oi. gráma ‘hoop, schaar, dorp’, lat. gremium ‘armvol, schoot’, lit. grumiúos ‘worstelen met’, grumùlas ‘klomp’, russ-asl. gromada, gramada ‘hoop, massa’ (IEW 383). Voor het huidige taalgevoel is er onmiddellijk verband met krom en kramp, ofschoon deze tot een andere idg. wortel behoren. — Met nl. kolonisten is het in de vroege Middeleeuwen gekomen naar de noordduitse marschstreek en de Brandenburgse Mark (vgl. Teuchert, Sprachreste 262). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkram znw., mnl. cramme v. Een ook in du. diall. en in ’t Fri. voorkomend woord — hierbij ook mhd. kram (mm), kramme m. “kramp” —, verwant met Teuth. crame “kram, haak” en mnl. crimmen “met de klauwen grijpen” (waarbij crimminghe v. “kramp, buikpijn”), ohd. chrimman “id.” (nhd. krimmen), mnd. kremmen “id.”, ags. crimman “instoppen, inproppen”, crammian “volstoppen” (eng. to cram), on. kremja “drukken”, krumma, krymma v. “hand”. Wij moeten òf van de basis grem- “grijpen, vatten” uitgaan, waarvan ook lat. gremium “schoot”, ksl. gramada, gromada “hoop” (voor een verwante basis gerē̆- zie bij kraam), òf van grem- “schaven, krabben”, waarvan lit. grémżdu, grémszti en grámdau, grámdyti “schaven”. De eerste etymologie verklaart de bett. van ’t germ. materiaal vollediger. Ook kunnen beide bases in het Germ. door elkaar zijn geloopen. Vgl. kramp, krimpen, krom. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkram v., +Mhd. kramme, Eng. cramp: z. kramp. Uit het Germ. komt Fr. crampon. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch1kram s.nw. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendKrimpen van den Germ. wt. krimp, Idg. kremb = ineenkrommen, dus ook: kleiner worden door intrekking, bijv.: het laken krimpen. Ook de gierigaard krimpt (bekrimpt) zich in zijn uitgaven, vandaar dat krimp ook gebrek bet.: nergens krimp aan hebben. – ’t Z.n.w. van krimpen is kramp: samentrekking van ’t lichaam. Ook kram (gekromde haak) is er mee verwant, evenals krom. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kram ‘bevestigingshaakje; wondhaakje’ -> Duits dialect Kramme ‘bevestigingshaakje, klem’; Frans craminer ‘huiden met krammen uitrekken op een schraag om ze voor het looien klaar te maken’; Indonesisch keram, kram ‘bevestigingshaakje; wondhaakje’; Javaans keram, kram ‘bevestigingshaakje; wondhaakje; kromme spijker’; Papiaments kramchi, kranchi (ouder: kramtsje) ‘soort U-vormige spijker om bijvoorbeeld ijzerdraad te bevestigen’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkram* bevestigingshaakje, wondhaakje 1367-1372 [MNW] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |