Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kleine - (Iemand die klein van stuk is)Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergklei’ne (de, -n), (ook:) 1. jong (maar niet ’mensenkind’). De Watramama* houdt verblijf in kreken*. Zij komt nooit anders te voorschijn dan om hare kleinen te zoogen of om zich te kammen met den wonderkam, en wel altijd met jongvloed* (van Cappelle 335). - 2. plas. Joosje komt voor het resultaat van het urine onderzoek. Joosje: heeft dokter nog wat gevonden in mijn kleine? (Fernandes z.j.: 38). - Etym.: (1) Vgl. S pikin, dat zowel ’klein’ en ’kleintje’ als ’kind’ en ’jong’ (zn.) kan betekenen. (2) Vrmdl. kort voor ’kleine boodschap’ o.i.d., wat niet (meer?) gebruikt wordt. - Syn. van 1 en 2 kleintje*. Zie i.v.m. 2 ook: kleinen*. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |