Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kawauwen - (babbelen)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkawauwen* [babbelen] {1901-1925} een verlengde vorm van middelnederlands couwen, cauwen (vgl. wauwelen). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollekawauwen, ww.: snoeven, gewichtigdoen. Vgl. Br. kawauwen, kawauwelen ‘wauwelen, babbelen, snateren, kletsen’. Met expressief ka-voorvoegsel bij Ndl. wauwelen, een klanknabootsend woord. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollekawauwen, ww.: op zijn Antwerps spreken, d.i. kawauwelen. Vandaar zn. kawauw ‘Antwerpenaar’. kawmauwen, ww.: druk en hard praten, blijven zeuren. Contaminatie van kawauwen en mauwen. F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamkauwauwen, kaumauwen ww.: kletsen, praatjes verkopen. Ovl. ook kawauw(el)en, met ka-prefix naast Ndl. wauwelen. Klanknabootsend. Kaumauwen door wisseling van de bilabialen w/m en door associatie met mauwen ‘miauwen’. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamkawauwen, kawauwelen (DB), ww.: tateren, babbelen, wauwelen. Het tweede is een freq. van het eerste. Wvl. afl. met expressief ka-voorvoegsel. Het woord wauwelen heeft (1612) ook ‘kauwen’ betekend. Vermoedelijk klanknabootsend: wau wau zeggen. Vgl. D. waueln, E. dial. wawl. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |