Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
kastijden - (tuchtigen, straffen)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkastijden ww. ‘tuchtigen, straffen’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkastijden [tuchtigen] {castiën 1201-1250 en met hypercorrecte d, castijden 1566-1568} < latijn castigare [tuchtigen, straffen, verbeteren, bedwingen], van castus [rein, kuis, vroom] (vgl. kaste). P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarnkastijden Dat dit woord in een bijzondere sfeer thuishoort, dat het enigermate plechtig is, wordt bewezen door de uitspraak: daarin is de d gehandhaafd, terwijl die in rijden, snijden, glijden enzovoorts niet wordt uitgesproken. Dit plechtige karakter heeft het woord allengs verworven. Luther schrijft nog: casteijen. Kastijden is als Bijbels-Christelijke term ontleend aan het Latijnse castigare: terechtwijzen, berispen, prediken, straffen. Die laatste betekenis is meer en meer gaan overheersen. Het middel om iemand tot deugd (terug) te brengen was in de Middeleeuwen de tuchtiging, de lichamelijke straf. Het vlees kastijden wil zeggen: zichzelf tuchtigen, maar ook: zich bewust een bepaald genoegen ontzeggen. Het Vlaams kent ook: boter of vlas kastijden. Wij zeggen dan: kneden of zwingelen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkastijden ww., mnl. castîen, zelden castîghen, ook castîden ‘terechtwijzen, berispen, kastijden, prediken’; evenals onfrank. kestegon ‘angere’, ohd. chastigōn, chestigōn (nhd. kasteien), mnd. kastīen ‘kastijden’, een woord dat met de verbreiding van het Christendom overgenomen werd < lat. castīgāre ‘terechtwijzen, straffen’. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkastijden ww., mnl. castîen, zelden castîghen, ook reeds castîden (met jongere d, vgl. belijden) “terechtwijzen, berispen, kastijden, prediken”. Evenals onfr. kestegon (“angere”), ohd. chastigôn, chestigón (: nhd. kasteien), mnd. kastîen “kastijden” uit lat. castîgâre “terechtwijzen, straffen”; niet uit dial. ofr. (pic.) castier ( = ofr. chastier, fr. châtier) “id.” Het mnl., mnd. woord (dgl. vormen ook mhd., nhd.) is een jongere ontl. dan het onfr., ohd. In beide perioden is castîgâre als Christelijke term ontleend. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagkastijden. Voor de d vgl. belijden Suppl. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkastijden o.w., met epenthet. d onder invloed van 't imp., Mnl. castiën, dat, gelijk Hgd. kasteien, Eng. chastise en Fr. châtier, uit Lat. castigare = zuiveren, een afleid. van castus (z. kaste). Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekkastijden (Latijn castigare)
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendKastijden van ’t kerkelijk Lat. castigare = tuchtigen, eig. zuiveren (nl. van de zonde, door boetedoening), van ’t Lat. castus = zuiver. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkastijden tuchtigen 1240 [Bern.] <Latijn Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1090. De Heer kastijdt dien Hij liefheeft.Een opwekking om geduldig te dragen de beproevingen die God ons zendt, daar Hij hiermede het heil van Zijn schepsel bedoelt. De spreekwijze is ontleend aan den Bijbel; zie Openb. 3, 19: Soo wie ick lief hebbe, die bestraffe ende kastijde ick; Hebr. 12, 6: Want dien de Heere lief heeft, kastijdt hy; vgl. Ndl. Wdb. VII, 1771. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |