Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
jaloers - (afgunstig, benijdend)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamjaloers bn. ‘afgunstig, benijdend’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenjaloers [naijverig] {jaloes 1300, ialours 1555} < oudfrans jaloux < middeleeuws latijn zelosus [idem], van latijn zelus [(wed)ijver, naijver, jaloezie] < grieks zèlos [idem] (vgl. zelateur, zeloot). J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenjaloers bnw., mnl. jaloes, jalous, jalours < fra. jalous < lat. zelosus ‘ijverzuchtig’. — De vorm jaloers zal te beoordelen zijn als floers en wel als een hypercorrecte spelling. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagjaloersch bnw., mnl. jaloes, jalous, jaloers. Uit ofr. jalous (fr. jaloux; uit lat. zelôsus, van zêlus, gr. zẽlos “ijver”), evenzoo eng. jealous “jaloersch”. De ndl. r-vorm is òf eerst ndl. òf hij gaat op een ofr. *jalours terug. Vgl. floers. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagjaloers[ch]. Over de r zie bij floers Suppl. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentjaloersch bijv., uit Ofra. jalours (thans jaloux), Mlat. zelosum (-us), adj. van zelus, Gr. zẽlos = ijver, nijd. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtzjeloes (bn.) jaloers; Middelnederlands jalous <1350-1400> < Frans jaloux. F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwollezjeloes, sjeloe(r)s, bn.: jaloers, afgunstig. Ook Vl. en Br. jaloes, zeloes. Zonder r ook nog in Mnl. jaloes, jalous < Ofr. jaloux < Mlat. zelosus, afl. van zelus ‘wedijver, naijver’. F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollejaloes, zeloes, bn.: jaloers, afgunstig. Zonder r ook nog in Mnl. jaloes, jalous < Ofr. jaloux < Mlat. zelosus, afl. van zelus ‘wedijver, naijver’. G.J. van Wyk (2007), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Supplement, Stellenboschjanloers b.nw. (geselstaal) F. Debrabandere (2007), Zeeuws etymologisch woordenboek: de herkomst van de Zeeuwse woorden, Amsterdamsjaloes, djaloes bn.: jaloers, afgunstig. Zonder r ook nog in Mnl. jaloes, jalous < Ofr. jaloux < Mlat. zelosus, afl. van zelus ‘wedijver, naijver’. Ook wel met hypercorrecte r sjaloers, wellicht onder invloed van het Nederlands. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsjaloers: – (volkset.) janloers –, “afgunstig”, ens.; Ndl. jaloers(ch) (Mnl. jaloes/jalous/jalours, lg. m. r, soos floers, wsk. hiperk. vorm), soos Eng. jealous uit Ofr. jalous (Fr. jaloux) uit Lat. zelosus uit Gr. zêlos, “ywer”, v. ook jantjie. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekjaloers (Oudfrans jalous)
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendJaloersch uit ’t Oudfr., jalours (thans jaloux) van ’t Lat. zelus = ijver, naijver. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015jaloers ‘naijverig’ -> Fries jaloersk ‘naijverig’; Indonesisch jelus ‘naijverig’; Ambons-Maleis panjalus, jalus ‘naijverig’;? Jakartaans-Maleis jelus ‘naijverig’; Javaans dialect jalus ‘naijverig’; Kupang-Maleis julus ‘naijverig’; Menadonees julus ‘naijverig’; Ternataans-Maleis julus ‘naijverig’; Petjoh djeloes ‘naijverig’ Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamjaloers naijverig 1300 [MNW] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |