Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
intern - (inwendig; inwonend)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamintern bn. ‘inwendig; inwonend’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenintern [inwendig] {1619} < frans interne < latijn internus [inwendig], van inter [tussen]. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015intern ‘inwendig’ -> Indonesisch intéren, intern ‘inwendig’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamintern inwendig 1722 [WNT] <Frans M. De Coster (1999), Woordenboek van Neologismen: 25 jaar taalaanwinsten, Amsterdamintern verzuim, eufemisme voor ‘niets uitvoeren op de werkplek’. In de jaren negentig gehoord op de radio. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |