Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
inch - (bepaalde maateenheid, Angelsaksische duim (2,54 cm))Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdaminch zn. ‘bepaalde maateenheid, Angelsaksische duim (2,54 cm)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpeninch [Engelse duim] {1832} < engels inch [het twaalfde deel van een voet], oudengels ynce < latijn uncia [het twaalfde deel van een as, ook van een pond] (vgl. ons1). Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekinch (Engels inch)
L. Koenen, R. Smits (1992), Peptalk, De Engelse woordenschat van het Nederlandsinch [insj] duim (2,54 cm). Dateringen of neologismen
F. Bakker, E. van Ruijsendaal, P. Uljé, D. van Zijderveld, Vindpunt.nl – elektronisch doorzoekbare Woordenlijst Overbodig Engels met Nederlandse tegenhangers, uitgebreide en verbeterde voortzetting van de boekuitgaven Funshoppen in het Nederlands (2009) en Op-en-Top Nederlands (2015)inch zn. Ontleend aan het Engels. N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdaminch Engelse duim 1832 [WEI] <Engels Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |