Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
grondig - (degelijk, niet oppervlakkig)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamgrondig bn. ‘degelijk, niet oppervlakkig’ N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haaggrondig bnw. Reeds mnl. en mhd. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwollegrondig, grondsig, gronzig, bn.: geheel, heel. Afgeleide bet. van Mnl. grondich ‘volmaakt’. Vgl. Vnnl. grondelick ‘geheel’ (Kiliaan). Uit de bet. ‘diep’ kan die van ‘wezenlijk, helemaal’ worden afgeleid. Gronzig < grondsig, versterkte afl. van grond. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015grondig ‘diepgaand, degelijk, flink’ -> Fries grûnich ‘diepgaand, degelijk, flink’; Zweeds grundlig ‘diepgaand, degelijk, flink’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands grondlik ‘diepgaand, degelijk, flink’. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |