Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
frequentie - (veelvuldigheid)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamfrequent bn. ‘herhaaldelijk’ Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekfrequentie (Latijn frequentia)
P.H. van Laer (1949), Vreemde woorden in de natuurkunde, Groningen/Batavia.Frequentie (Lat. frequéntia = talrijke tegenwoordigheid, menigte, menigvuldigheid; fréquens, gen. -éntis = talrijk). 1. Trillingsgetal, aantal trillingen of wisselingen per tijdseenheid; 2. getal dat aangeeft hoe vaak gedurende een zekeren tijd een verschijnsel gebeurt. E.J. Dijksterhuis (1939), Vreemde woorden in de wiskundeFrequentie (< Lat. frequentie = talrijkheid; < frequens = talrijk). Math. Aantal perioden per tijdseenheid. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |