![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
forfait - (van tevoren vastgesteld bedrag; afwezigheid op een afspraak (in de sport))Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamforfait zn. ‘van tevoren vastgesteld bedrag’; (BN) ‘afwezigheid op een afspraak (in de sport)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenforfait [vast bedrag] {1901-1925, vgl. for(e)feit, for(e)fait [geldboete, misdaad] 1237} < frans forfait, verl. deelw. als zn. van forfaire (middeleeuws latijn fori(s)facere, forefacere, forfetare [onrecht begaan, het zich op de hals halen van straf]), van fors < latijn foris [buiten, hier in de zin van buiten de wet] (vgl. foreest) + faire < latijn facere [maken, doen]. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamforfait vast bedrag 1847 [Aanv WNT] <Frans Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |