Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
fiat - (goedkeuring)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamfiat zn. ‘goedkeuring’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenfiat [goedkeuring] {1630} < latijn fiat [dat het geschiede], 3e pers. enk. van de aanvoegende wijs van fieri [gebeuren]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenfiat is de latijnse ww-vorm fiat ‘het moge geschieden’. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag† fiat, nnl. uit lat. fiat ‘het geschiede’ ook als znw. o. gebruikt. Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekfiat (Latijn fiat)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015fiat ‘goedkeuring’ -> Indonesisch fiat ‘goedkeuring’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamfiat goedkeuring 1630 [WNT request] <Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |