Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
evangelie - (blijde boodschap, de leer van Jezus Christus; overtuiging, boodschap)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamevangelie zn. ‘blijde boodschap, de leer van Jezus Christus; overtuiging, boodschap’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenevangelie [de vier boeken van het Nieuwe Testament] {1201-1250} < latijn euangelium [idem] < grieks euaggelion [loon aan een geluksbode, goede boodschap, evangelie], van eu [goed] + aggellein [een boodschap overbrengen] (vgl. engel). P.H. Schröder (1980), Van Aalmoes tot Zwijntjesjager, Baarnengel Engelen zijn hemelse wezens die optreden als dienaars Gods. De bijbel kent ook afvallige engelen die de duivel dienen. Het woord engel gaat terug op het Griekse aggelos: bode. Dit werd in het Latijn angelus en in het Gotisch aggilus. Het woord kwam met andere christelijke woorden door de Ariaanse missie langs het Donaugebied naar het huidige Duitsland. Dat moet al in de 5e eeuw na Christus zijn geweest. Het woord engel gaat ook schuil in het woord evangelie uit het Griekse eu-aggelion wat eigenlijk betekent: datgene wat een vreugdeboodschapper (eu-aggelos) met zich brengt, dus: blijde boodschap. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenevangelie znw. v., mnl. ewangelie < lat. evangelium < gr. euaggélion eig. ‘goede boodschap’. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagevangelie, evangelist znww. Internationale woorden, op lat. evangelium, evangelista, gr. euangélion, euangelistḗs teruggaand. Mnl. gew. met w geschreven. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentevangelie o., Mnl. ewangelie, Os. evangelium, gelijk Ohd. evangelio, uit Lat. evangelium, van Gr. euangélion (waaruit Go. aiwaggeljo) = goede tijding, gev. met eũ bijw. van eús = goed, - en angelía = tijding, van ángelos = bode (z. engel) Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschevangelie s.nw. Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekevangelie (Latijn evangelium)
K. van Dalen-Oskam & M. Mooijaart (2005), Nieuw bijbels lexicon: woorden en uitdrukkingen uit de bijbel in het Nederlands van nu, uitgebreid met De Nieuwe Bijbelvertaling, AmsterdamEvangelie, (lett.) blijde boodschap; de boodschap van Jezus' komst op aarde; bijbelboek over het leven van Jezus; (fig.) overtuiging die uitgedragen moet worden en die niet voor discussie vatbaar is. Evangelie is al in het Middelnederlands uit het Latijn euangelium in onze taal overgenomen; hetzij als kerkelijk woord voor de desbetreffende bijbelboeken waar in de mis regelmatig uit voorgelezen werd, hetzij uit de bijbel zelf ter aanduiding van de 'blijde boodschap' van Jezus' komst op aarde (zie ook Boodschap). Een afleiding van evangelie is evangeliseren, dat ook een figuurlijke betekenis heeft, in tegenstelling tot de vele andere afleidingen en samenstellingen. Rijmbijbel (1271), v. 20926-30. Hier gaet vd doude testament. / Dat nieuve dat si v bekent. / Dat in dewangelie es bescreuen. / Salic in dietsch nv vord gheuen. (Hier eindigt het Oude Testament. Het Nieuwe, dat zij u bekend, dat in het evangelie wordt beschreven, zal ik u in het Nederlands vertellen.) P.G.J. van Sterkenburg (2001), Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, 2e druk, Den Haagevangelie. In een verdrag van 27 maart 1299 tussen Guid, graaf van Vlaanderen, en Jan i, graaf van Holland, wordt gezworen vp de heleghe Ewangelie ‘bij het heilig Evangelie’. Al te frequent gebruik leidt tot ijdel gebruik en dus tot een vloek of uitroep. Bij mijn weten is de formule thans verouderd. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015evangelie ‘elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament’ -> Shona vhangeri ‘elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament’ Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamevangelie elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament 1240 [Bern.] <Latijn Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen557. Zijn woord is geen evangelie,d.w.z. wat hij zegt, is niet altijd waar. Onder evangelie moet hier niet worden verstaan de blijde boodschap, maar ‘de onloochenbare en volkomene, van den Eenig waarachtige zelven afkomstige waarheid’, in welken zin over het Evangelie gesproken wordt in Coloss. 1, 5 waar de apostel dit ‘het woort der waerheyt’ noemt; zie Zeeman, 196. Reeds in de Reyn. 4637 lezen we: Hi can sijn loosheit cleden so wel, recht oft ewanghelien waren; in Rose, 11405: En sijn niet ewangelien al dat men segt; bij Servilius staat vermeld, bl. 96: Also waer alst heylich evangelie; zoo ook bij Sartorius I, 8, 58 en bij Campen, 49: tEn is ghien Evangelium dat ghy seght; Leuv. Bijdr. IV, 345; Warenar, vs. 334: Hout dit voor Evangely; Pers, 833 b; Huygens, Trijntje Corn. 827: Dat gaet soo seker as de Paep sen Evanjeli; Paffenr. 164; Kluchtspel III, 80: Maer 't sijn al geen Evangeliën, die s' er een mens wel op de mou knopen. Zie verder Sewel, 218; Waasch Idiot. 210 b; Teirl. 412: Al wat hie zegt en es geen evandzelie; Harreb. I, 187 a; Molema, 104 a; fri.: it (hy) is gjin evangeelje, niet vertrouwbaar; Wander I, 907-908; Dirksen II, 23: 't sünt nêt luter evangeliums wat he segt; hd. es ist nicht alles Evangelium was die Leute reden; fr. ce n'est pas parole d'Evangile; eng. it is not gospeltruth. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |