![]() Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
els - (priem)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamels 2 zn. ‘gebogen priem’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenels2*, elst [priem] {elsene, els(n)e 1201-1250} gevormd met een achtervoegsel dat in het middelnl. nog bewaard bleef, maar later afviel, omdat vormen van het type elsen werden aangezien voor meervouden. Vgl. oudhoogduits alunsa, alansa, oudnoors alr, oudengels æl, oudhoogduits ala zonder het achtervoegsel. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenels 2 znw. v. ‘priem’, mnl. elsene, elsen (daaruit verkort, omdat men in -en een mv.-uitgang voelde, evenals in zeis) < germ. grondvorm *alisnō, naast *alusnō-, alasnō- in mnl. nnl. dial. alsene, ohd. alunsa, alansa. Een frankisch *alisna is overgegaan in de romaanse talen: fra. alène, prov. alesna, ital. lesina, sp. lesna. — Het woord is met een suffix -isnō, -asnō, -usnō gevormd van een grondwoord *ala-, dat optreedt in on. alr ‘priem’ en met lange klinker in aal 2. De oude vorm elsene waarsch. > ne. dial. elsin (sedert ± 1440, vgl. Bense 90). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagels II (priem). Uit mnl. elsen(e) ontstaan, doordat men hier een verbogen casus of een mv. in voelde (vgl. zeis, droesem). Dial. bestaat elsen nog, ook elsem. Mnl. elsene veronderstelt germ. *alisnô- naast *alusnô-, *alasnô- > ohd. alunsa, alansa v., mnl. nnl. dial. (vla.) alsene “els, priem”. Spa. alesna, it. lesina, fr. alène “aal, priem” komen van dit germ. woord. Met hetzelfde suffix is mnl. seissen(e) gevormd, zie zeis. Een korteren stam vertoonen on. alr m. “els, priem” en met ablaut aal II. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagels II (priem). De verwijzing naar droesem moet vervallen: zie aldaar Suppl. — Vgl. aal II Suppl. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentels 2, elsen, elsem v., resp. m., resp. m. (priem), Mnl. elsen, elsene + Ohd. alunsa voor alusna: een afleid. van aal 4; Ndl. els ontstond uit elsen, als een verbogen naamval of een meerv. opgevat. Ging in ’t Rom. over: Fr. alène, Sp. alesna, It. lesina. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschels s.nw. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015els ‘priem’ -> Engels † elsin ‘priem’; Schots † elshin; elsing, elsone, alshin ‘priem’; Creools-Portugees (Ceylon) els ‘priem’; Papiaments èls ‘priem’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamels* priem 1240 [Bern.] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |