Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
eerbied - (hoogachting)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdameerbied zn. ‘hoogachting’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpeneerbied* [achting] {1643-1644} gevormd uit iemand eer bieden. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leideneerbied znw. m., eerst na Kiliaen, gevormd van de uitdrukking mnl. ēre bieden, Kil. eer-bieden. eerbied [Aanvullingen De Tollenaere 1969]: zie Ts 85, 231-232 [1969]. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haageerbied znw., nog niet bij Kil. Van Kil. eer-bieden, mnl. êre bieden. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag† eerbiedig bnw. Waarschijnlijker is van mnl. êre bieden eerst de samenst. afl. eerbiedig (Kil. eerbiedighlick ‘reverenter’, vgl. hd. ehrerbietig) gevormd en daaruit het znw. eerbied geabstraheerd: v.Lessen Samengest. Naamw. 116. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Genteerbied m., niet een samenst., maar stam van de uitdr. eer bieden, als één woord opgevat. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015eerbied ‘achting’ -> Fries earbied ‘achting’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdameerbied* achting 1643-1644 [WNT] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |