Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
dwang - (druk, noodzaak)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdwang zn. ‘druk, noodzaak’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendwang* [machtsuitoefening] {dwanc 1455} middelnederduits dwank, oudhoogduits dwang [teugel], oudfries thwong, oudengels ðwong (engels thong [riem]), oudnoors þvengr [riem]; van dwingen. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendwang znw. m., mnl. dwanc ‘macht, dwang’, mnd. dwank ‘dwang, macht, enge ruimte’, ohd. dwang ‘teugel’, gidwang ‘druk, dwang, teugel’, ofri. thwong ‘het bedwingen’, oe. ðwong (ne. thong) ‘riem’, on. þvengr ‘riem’, van stam *þwanga, þwangi bij dwingen. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdwang znw., mnl. dwanc (gh) m. “macht, dwang”. = ohd. dwang m. “teugel”, gi-dwang “id., druk, dwang” (nhd. zwang), mnd. dwank m. “dwang, macht, enge ruimte”, ofri. thwong m. “het (be)dwingen”, ags. ðwong m. (eng. thong) “riem”, on. þvengr m. “riem”, germ. *þwaŋʒa-, -i-. Bij dwingen. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdwang m., van denz. stam als ’t oud enk. imp. van dwingen. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtdwaank (zn.) dwang; Vreugmiddelnederlands dwanc <1240>. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015dwang ‘machtsuitoefening’ -> Negerhollands twang ‘machtsuitoefening’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdwang* machtsuitoefening 1455 [MNW] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1530. Moeten is dwang.Men antwoordt dat aan een kind, dat schreit en dwingt en zegt: ‘ik moet dat hebben’; ook als antwoord op een bevel dat men iets ‘moet’ doen, en men zich niet laat gebieden. De zegswijze moeten is dwang kwam in de 17de eeuw voor in den zin van: als men gedwongen wordt, kan men niet anders; wat moet, dat moet; zie Winschooten, 156: Moeten is dwang beteekend te scheep sagjes voortdouwen; Halma, 357: Moeten is dwang, als men gedwongen werd kan men niet anders, il faut céder à la force; Sewel, 495: Moeten is dwang, one must yield to force; Harreb. 169. In den tegenwoordigen zin komt de zegswijze voor in 't fri. moatten is twang, wel verzoeken, niet gebieden; Molema, 273: mouten is dwang, ik laat me niet dwingen; Antw. Idiot. 827: Moeten is dwank en schreeuwen is kinderzank (bij ons ook met dit laatste toevoegsel); Waasch Idiot. 442: Moeten is bedwang en krijschen is kinderzang; Tuerlinckx, 397; Rutten, 147: Moeten is bedwang en grijzen (krijschen, weenen) is kinderzang; nd. Möten is Dwang, voor den drang der omstandigheden moet men wijken (Wander III, 790); vgl. eng. want must be his master (als antwoord op ‘he wants’). Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.tu̯eng̑h- ‘bedrängen’
Av. θwązǰaiti ‘gerät in Bedrängnis’ (av. *tu̯anzǵhati mit -zgh- aus idg. -g̑h + skō), zu as. thwingan, ahd. dwingan ‘drücken, zwingen, unterdrücken’, aisl. þvinga, -aða ‘zwingen, belästigen, plagen’, ags. ðwinglian ‘aufbinden’; aber ahd. dūhen ‘drücken, niederdrücken’ (nhd. deuhen, dauhen), ags. ðȳn, ðēon (Prät. ðȳde) ‘drücken, belästigen, zwingen, stoßen, stechen’ aus *þūhjan (*þunχian), worauf auch mndl. dūwen, douwen ‘drücken, pressen, und wohl auch anfrk. bethūwen ‘deprimere’ und ags. ðȳwan ‘drücken, bedrängen, schelten, bestrafen’ zurückgehen, gehören zu (s)teuk-, oben S. 1032. WP. I 748 f., Kuiper Nasalpräs. 126. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |