Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
drevel - (puntige ijzeren bout, pons)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdrevel zn. ‘puntige ijzeren bout, pons’ EWN: drevel zn. 'puntige ijzeren bout, pons' (1384-1407) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendrevel* [drijfijzer] {1384-1407 in de betekenis ‘drijfhamer, metalen pen’} afgeleid van drijven. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendrevel znw. m., mnl. drēvel m. ‘drijfhamer, metalen pen’, mnd. drēvel m., mhd. triebel (nhd. triebel) ‘klopper, zwengel’ is een afl. van het ww. drijven. Het woord duidt dus een werktuig aan om iets aan te drijven. Dat blijkt ook uit de bet. van mnd. drevel, evenals ohd. tribil ‘wagenmenner, knecht’, me. drivil ‘knecht’. In het on. heet een walkure Geirdriful ‘die de speer aandrijft’. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdrevel znw. Reeds in het Mnl. is drēvel m. een benaming van verschillende werktuigen, waarmee men een voorwerp in een ander “drijft”. Mhd. tribel (nhd. triebel), mnd. drēvel m. hebben dezelfde bet. De bet. “knecht, loopjongen”, die drevel in het Vla. nog heeft en die ook Kil. kent, is reeds oud: vgl. mnd. drēvel (drāvel naar draven) “slaaf, knecht”, meng. drivil “knecht” en vooral ohd. tribil m. “auriga, famulus, agitator”, waarbij de oorspr. bet. “drijver” nog blijkt. Wgerm. *driƀila- staat formeel tot drijven als sleutel tot sluiten. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagdrevel. Mnd. drēvel alleen = ‘slaaf, knecht’, niet = ‘drijfwerktuig’. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdrevel m., van denz. stam als ’t meerv. imp. van drijven, met suff. -el, dat een werktuigsnaam vormt. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdamdrevel (E, G, L, W, ZO), zn. m.: draf, gang, wandel; tik, lichte klap. Dim. van dreve, dreef < drijven. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamdrevel, trevel (DB), zn. m.: draf, gang, loop, spoor. Dim. van dreve, dreef < drijven. In FV betekent drevel ‘tas om mee te gaan smokkelen’ (OE 1974, 626), wellicht om mee te gaan drevelen. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015drevel ‘drijfijzer’ -> Engels † drivel ‘boor; werkezel; imbeciel, viespeuk’ (uit Nederlands of Nederduits); Papiaments dref ‘drijfijzer’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdrevel* drijfijzer 1384-1407 [MNW] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |