Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
deuvel - (houten pin)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdeuvel zn. ‘houten pin’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendeuvel* [pin] {develgat [spongat] 1549} middelnederduits dövel, oudhoogduits gitubili, met het instrumentale achtervoegsel l (vgl. bv. drevel) gevormd van een ww. met de betekenis ‘slaan’: nederduits dubben; verwanten buiten het germ. grieks tuptein [slaan], litouws dubelis [houten pen], oudkerkslavisch tupati [kloppen]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendeuvel znw. m. ‘houten pin waarmee de bodem van een vat wordt bevestigd’, mnd. dövel, ohd. (gi)tubili o. (nhd. döbel, dübel > nde. dyvel), ne. dowelpin ‘pin, bout’. Gereedschapsnaam met de uitgang -ila (evenals drevel, sikkel) van een ww. *dub ‘slaan’ < idg. *dhubh vgl. gr. týphos ‘wig’, waaraan beantwoorden zonder suffix nzw. dubb ‘pin, deuvik’, nnoorw. dobb ‘ijzeren pin in een slede’, tirools tuppǝ ‘groot stuk hout’ (IEW 268). — Met een ander suffix zie deuvik. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdamdeugel (G), teugel (Oostakker), duigel (Nevele), duivel (Kruibeke, Vlierzele), zn. m.: deuvel, drevel, pin, doorslag. Door v/g-wisseling < deuvel (ook wel beïnvloed door duig); vooral duigel door associatie met duig. Mnl. deuvel, devel 'pin, stop', Mnd. dövel, Mhd. tübel, D. Döbel, Dübel, De. dyvel, E. dowelpin, met uitgang -el < -ila (instrumentalis) < *dub 'slaan' < Idg. *dhubh. F. Debrabandere (2002), West-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de West-Vlaamse woorden, Amsterdamdeugel (GG: lp., K, Torhout), zn. m.: deuvel, spongat, pin waarmee planken aan elkaar worden bevestigd, drevel. Door v/g-wisseling < deuvel (ook wel beïnvloed door duig). Mnl. deuvel, devel ‘pin, stop’, Mnd. dövel, Mhd. tübel, D. Döbel, Dübel, De. dyvel, E. dowelpin. met uitgang –el < -ila (instrumentalis) < *dub ‘slaan’ < Idg. dhubh. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdeuvel* pin 1549 [HWS] Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.dheubh-, dhubh- ‘Pflock, Keil; schlagen’?, unsicher, da fast nur germ.
Gr. τύφοι· σφῆνες Hes. WP. I 848. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |