Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
dertig - (30)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdertig telw. ‘30’ EWN: dertig telw. '30' (1220-40) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendertig* [hoofdtelwoord] {dertich 1220-1240} het eerste lid met metathesis van r gevormd van drie, het tweede betekent ‘tiental’ en is verwant met latijn decem, grieks deka [tien], vgl. gotisch þreis tigjus [drie tientallen, dertig]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendertig telw., mnl. dertich, dartich, dortich, mnd. dertich, metathesis-vormen vgl. oe. ðrīttig naast ne. thirty, met verkorte i uit oudere vorm als os. thrītig, ohd. drīzug, ofri. thrītich, oe. ðrītig, on. þrīr tigir, got. þreis tigjus. — Samenstelling van drie en een suffix -tig, dat ‘tiental’ betekent. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdertig telw., mnl. en dial. ook met a, o. = mnd. dertich, ags. ðrittig (eng. thirty), oudere vormen: ohd. drîȝug (nhd. dreissig), os. thrîtig, ofri. thrîtich, ags. ðrîtig, on. þrîr tigir, got. þreis tigjus. Voor ’t tweede lid zie -tig, het eerste is de m. vorm van drie. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdertig bijv., Mnl. dertich, Os. thrîtig + Ohd. drîzug (Nhd. dreiszig), Ags. đrítig (Eng. thirty), Ofri. thrítich, On. þrjátigi (Zw. trettio, De. tredive), Go. þreis tigjus: uit drie en tig; z. verder dertien. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtdaartig (telw.) dertig; Middelnederlands dertich <1220-1240>. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015dertig ‘telwoord’ -> Negerhollands dertig, derdig ‘telwoord’; Sranantongo dertig ‘telwoord’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdertig* telwoord 1220-1240 [CG II1 Aiol] Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |