Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
denken - (geestesarbeid verrichten, verstand gebruiken)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdenken ww. ‘geestesarbeid verrichten, verstand gebruiken’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendenken* [het verstand gebruiken] {oudnederlands thencon 901-1000, middelnederlands den(c)ken, dinken} oudsaksisch thenkian, oudhoogduits denken, oudengels ðencan, oudnoors þekkja, gotisch þagkjan [denken]. Buiten het germ. oudlatijn tongēre [kennen, weten] → dunken. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendenken ww., mnl. denken, dinken, onfrank. thencon, os. thenkian, ohd. denken, ofri. thanka, thantsa, thenzia, tensa, tinsa, oe. ðenc(e)an (ne. think), got. þagkjan ‘denken, bedenken’, on. þekkja ‘gewaar worden’. — olat. tongēre ‘kennen, weten’, osk. tanginúd ‘sententiā’ (IEW 1088). Opmerkelijk is de verbreiding van dit woord alleen in het germaans en italisch. — Zie: dank, dunken, aandacht en gedachte. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdenken ww., mnl. denken (dinken) = onfr. thencon, ohd. (nhd.) denken, os. thenkian, ofri. thanka, thantsa, thenzia, tensa, tinsa, ags. ðenc(e)an (eng. to think zoowel < ðencan als ðyncan “dunken”), got. þagkjan “denken, bedenken”, on. þekkja “gewaar worden”. Verwant met lat. tongêre “nosse”, osk. tangin- “meening”. Vgl. dunken, dank, aandacht, gedachte. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdenken o.w., Mnl. id., Onfra. thencon, Os. thenkian + Ohd. denchan (Mhd. en Nhd. denken), Ags. đencan (Eng. to think), Ofri. thenzia, On. þenkja (Zw. tänka, De. tænke), Go. þagkjan, factit. van *dinken = kennen + Oudlat. tongere = kennen, Osk. tanginud = oordeel, Lit. tiketi = gelooven: Idg. wrt. tenɡ (z. dank, dunken). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastrichtdinke (ww.) denken; Sermoen euver de Weurd (18e eeuw) dinken, Aajdnederlands thencon <901-1000>. J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergdenken: niet denken (dacht niet, heeft niet gedacht), (ook:) zich nergens iets van aantrekken, nergens rekening mee houden. Hij denkt niet! S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsdink: met i voor n in ww. en nuwe kompo. soos dinkwerk en origens e in: (die) denke (s.nw.) en in oorgeërfde kompo. soos: denkbeeld, gedenkteken, ens.; Ndl. denken (ook m. wv. dinken), Hd. denken, Eng. think; hoofs. Germ., maar ook in Iti. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekgeven (dit geeft te denken) (vert. van Frans cela donne à penser)
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendDenken is een caus. van dunken, dat oorspr.: schijnen, toeschijnen, voorkomen bet., vgl.: het dunkt mij goed. Denken (of: doen dunken) is dus: zich iets doen voorkomen, zich er een voorstelling van maken. W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gentzich denken. - Het reflexief gebruik van denken met een bepaling van gesteldheid is zeker navolging van een dergelijke constructie van fr. se croire. Alleen zich achten kan aldus gebezigd worden; maar met se croire kan ook wel denken met een afhankelijken zin met dat overeenkomen. || Hij dacht zich gezuiverd - Gelouterd van het slijm en het slijk waarin hij tot dan toe had liggen smoren! MOORTGAT, Versleten 59. [verkeerd gebruik van een voorzetsel o.i.v. het Frans] Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015denken ‘het verstand gebruiken’ -> Deens tænke ‘het verstand gebruiken’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors tenke ‘het verstand gebruiken’ (uit Nederlands of Nederduits); Zweeds tänka ‘van plan zijn, zich voornemen’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands denk, dink, ding, din ‘het verstand gebruiken’; Sranantongo denki ‘het verstand gebruiken’; Aucaans denki ‘het verstand gebruiken’; Saramakkaans tínga ‘het verstand gebruiken, menen’ Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdenken* het verstand gebruiken 0901-1000 [WPs] Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.tong-1 (*teng-) ‘denken, fühlen’, tongā ‘Gefühl’
Lat. tongeō, -ēre ‘nōsse, scīre’, prän. tongitiō ‘nōtiō’; osk. Ablat. tanginúd ‘sententia’ (messap. Lw.?); alb. tângë ‘resentment’; WP. I 744, WH. II 690; daneben *tenk- in lett. ticinat ‘ausfragen’, kuron. teñcinât ds., auch lett. tęnkāt ‘schwatzen, danken, loben’. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |