Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
dans - (beweging op muziek)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamdansen ww. ‘op muziek bewegen’ EWN: ♦ dans zn. 'het dansen' (1287) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpendans in de uitdrukking de dans ontspringen [aan iets onaangenaams ontkomen] {1612} staat hier mogelijk voor dodendans, zoals ook in het middelnl.; vroeger gebruikte men ook in dezelfde betekenis de rei ontspringen {1544} en de kattendans ontspringen {1598}. dansen [op muziek bewegen] {1201-1250} < frans danser < vulgair latijn danciare < ∗deantiare [naar voren bewegen] en/of < frankisch ∗dintjan [heen en weer bewegen]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidendans znw. m., mnl. dans < fra. danse (evenals mnd. dans, ohd. tanz, me. daunce, on. dans). Daar de nhd. vorm met t niet rechtstreeks op frans danse zal teruggaan, maar eerder een laat-substitutie voor nd. d is, geschiedde de overname van het fra. woord over het Vlaams. De herkomst van het fra. woord is onzeker. Men heeft lang gedacht aan een overname uit een frank. dansōn ‘trekken’ (waarvoor zie: deinzen), vgl. Gamillscheg 290. Eerder toch uit een mlat. *danetzare ‘zich vermaken op een dorsplaats buiten op het veld bij het dorsfeest’ (F. Äppli, Zfrom. Ph. Beiheft 1925, 75). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagdans znw., dansen ww., mnl. dans m., dansen. Van ofr. danse, danser. Het mnl. znw. komt nooit met een -e aan ’t eind voor, doordat het als een nomen actionis bij dansen gevoeld werd. Denzelfden oorsprong hebben mhd. (sedert de 12. eeuw) nhd. tanz m., tanzen, mnd. dans, danz m., danzen, meng. daunce(n), -se(n), eng. (to) dance,on. dans m., dansa, de. dans, danse, zw. dans, dansa. De rom. woorden (fr. danser, it. danzare) leidt men af van ohd. dansôn “trekken” (zie deinzen). De germ. talen hadden ook andere benamingen voor (verschillende genres van) “dansen”, ten deele eveneens ontleend: ohd. salzón, ags. sealtian uit lat. saltâre; got. plinsjan uit oerslav. plęsati “dansen”; echt germ. is got. laikan “springen, dansen” (zie huwelijk); zie ook spelen en tuimelen. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagdans, dansen. De germ. oorsprong van de rom. woorden is niet onbetwist. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentdans m., Mnl. id., gelijk Mhd. tanz (Nhd. id.), Meng. daunce (Neng. dance) uit Fr. danse, hetwelk zelf uit Ohd. dansôn, een afleid van dinsan = trekken (z. deinzen). Thematische woordenboeken
Nicoline van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekdans (Frans danse)
dansen (Frans danser)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015dans ‘beweging op muziek’ -> Duits Tanz ‘beweging op muziek’;? Deens dans ‘beweging op muziek’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors dans ‘beweging op muziek’ (uit Nederlands of Nederduits); Indonesisch dansa ‘westerse dans, dans-’; Japans dansu ‘beweging op muziek’; Negerhollands dans ‘beweging op muziek’; Berbice-Nederlands dansi ‘beweging op muziek’; Sranantongo dansi ‘beweging op muziek’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamdans beweging op muziek 1240 [Bern.] <Frans dansen op muziek bewegen 1240 [Bern.] <Frans Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen442. Te dom (of te stom) om voor den duivel te dansen,d.w.z. zeer dom zijn; vgl. Harreb. I, 142: Hij is te dom om voor den duivel te dansen; in Kmz. 335; 356 en Nest. 24: Te stom om voor den duivel te dansen; Het Volk, 8 Dec. 1913, p. 1 k. 2: De parvenu, zelf vaak te dom om voor den duivel te dansen, moet in al zijn uitingen het bewijs leveren dat hij een nietsnut is; Molema, 83; fri. to dom om foar de divel to dounsjen. Evenzoo in Zuid-Nederland; zie o.a. Antw. Idiot. 362. 407. Den dans ontspringen,d.w.z. het gevaar ontkomen. Men kan dans hier opvatten in den zin van strijd (ook het nhd. tanz wordt sedert de 16de eeuw in dien zin gebruik), of in dien van doodendans, waarvan voorstellingen in de middeleeuwen aangetroffen werden op muren van kerkhoven, en vooral op de muren van de een of andere doodkapel, en die men thans in verschillende steden, zooals te Lubeck en te Basel nog zien kan. Op die schilderingen ziet men den dood dansende, terwijl hij menschen van alle standen, niemand uitgezonderd, uitnoodigt mee te springen. Van den paus en den keizer tot den kluizenaar en den geringsten burger toe, allen moeten aan den dans; niemand kan dat gevaar ontspringen du magst dem dantz nit entrinnen; Vgl. ook Van Vloten, Geschiedz. I, 207 (anno 1534): Hi heeft te Munster aen dans gheweest, den rey is hi ontspronghen; Polit. Refer. (16de eeuw) bl. 59: Al zijn zij den dans nu hebbelick ontspronghen, comen zij aen 't dweershout niet, zij zullen ten toppe gheraken, daer den Nachtegael zeven jaer heeft op ghesonghen; Pers, 788 b: Sy sloegen dwers door den vyand, soo datser wel 18 of 20 om hals brachten eerse sich een opene bane maeckten: en met breyn en bloed over al beswaddert soo ontslipten sy desen gevaerlijken dooden dans; Campo Weyerman, Den vrolyke tuchtheer (anno 1730), bl. 83: Het lust my niet om de wyze, of liever krygslist waar door hy dien doodendans ontsprong, alhier aan te halen; vgl. ook nog Six v. Chandelier, 512: Zou d'ander helft van Greevelingh, Men zie verder Noord en Zuid XIV, 152-158; XXVI, 227, alwaar uit Campo Weyerman nog twee bewijsplaatsen van den doodendans ontspringen worden geciteerd; Volkskunde XVI, 202; De Cock1, 269; 341; Ndl. Wdb. III, 2287; Nkr. VII, 3 Maart, p. 3; 15 Maart, p. 4; Waasch Idiot. 161 a; vgl. de 16de-eeuwsche syn. uitdr. den kattendans ontspringen (V. Eck, 30); fri, de douns ontspringe; hd. er soll dem Tanze nicht entlaufen (Wander IV, 1027 1663. Oliedom zijn,d.w.z. bij uitstek dom, uiterst onverstandig zijn: te dom of stom om voor den duivel te dansen (fri. to dom om foar de duvel to dounssen); amper of even voor vuur en licht bewaard zijn (dial.); hij is te dom, om alleen bij het vuur te zitten (Harreb. II, 427); fri. oaljedom. Deze uitdrukking komt sedert de 18de eeuw voor o.a. C. Wildsch. I, 251; Brieven v. B. Wolff, 413; Ndl. Wdb. X, 115; vgl. het dial. traandom (Taalgids VIII, 113 1824. Naar iemands pijp(en) dansen,d.w.z. alles doen wat een ander begeert; iemands wil in ieder opzicht volgen; eig. zóó dansen als een ander voorfluit (vgl. Goedthals, 101: Men moet danssen naer dat de speelman wilt; Vondel, Leeuwendalers, vs. 1320). De zegswijze wordt in de 16de eeuw 1867. De poppen zijn aan 't dansen,d.w.z. de ruzie, de twist is begonnen, uitgebarsten; eig. het poppenspel is begonnen, eene uitdr. dus aan het marionettenspel ontleend, dat sedert de middeleeuwen bij ons bekend is en toen dockenspel (mhd. tockenspil) genoemd werd (Mnl. Wdb. II, 271). Vgl. Ons Volksleven X, 118; Antw. Idiot. 1978; Waasch Idiot. 532 a; Harreb. I, 115: het is alle dagen geen kermis, al dansen de poppen. Ook in het fri.: nou komme of dèr ha jy de poppen oan 't dounsjen; in het nd.: nu häff wi de Puppen am danssen (Eckart, 418). Deze uitdr. staat o.a. in Sara Burgerhart, 33: Ik heb wel gewagt, dat die poppen daar eens aan het dansen zouden raken; Br. v. Abr. Bl. II, 59; V. Janus, 20; 179; III, 280; Harreb. II, 194; Jong. 220; Kmz. 225; Prikk. V, 10; Nkr. VIII, 24 Jan. p. 7; Sjof. 216; Het Volk, 29 Dec. 1913, p. 8 k. 3; A. Jodenh. II, 30; Nw. School, VI, 97; enz. Synonieme uitdrukkingen zijn: daar heb je 't spel, het spectakel gaande (Van Effen, Spect. VI, 18; Eckart, 492: bi ons ös all Dag Spectâkel); daar is bal (Molema, 17 b; vgl. no. 1050); Tuerlinckx, 49 en Joos, 111: 't is kermis (of bal); 't zal bal op Java zijn, gij zult slagen krijgen (Waasch Idiot. 313 a); de kat komt op de koorde, gaat op de koorde dansen, is op de koorde (De Bo, 498 a; Schuerm. 226 a; Rutten, 107 b; Joos, 96 en Antw. Idiot. 625); het spel komt (is) op den wagen (denk aan de blauwe scute; De Bo, 1067 b; Tuinman I, 39; Schuermans, 841a Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |