Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
bronchitis - (aandoening aan de luchtwegen)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdambronchitis zn. ‘aandoening aan de luchtwegen’ EWN: bronchitis zn. 'aandoening aan de luchtwegen' (1832) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenbronchitis [ontsteking van de luchtpijptakken] {1832} < modern latijn bronchitis, gevormd van grieks brogchia [bronchiën] + -itis. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschbromkatjies s.nw. brongitis s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsbromkatjies: “lugpypontsteking”, vanweë uitspr. wsk. volkset. uit Eng. bronchitis, terwyl wv. bronkieties kan berus op volkset. uit Afr. brongitis. Thematische woordenboeken
N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboekbronchitis (van Latijn bronchia + Grieks -itis)
Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015bronchitis ‘ontsteking van de luchtpijptakken’ -> Indonesisch bronk(h)itis ‘ontsteking van de luchtpijptakken’. Dateringen of neologismen
Nicoline van der Sijs (2015-heden), Jaarwoordenzoeker ‘Een woord uit elk jaar 1800-heden’, zie ook bij Onze Taalartsexamen [examen dat men moet afleggen om de titel van arts te krijgen] (1865). De nieuwe wet op de geneeskunde van 1865 maakt melding van het ‘artsexamen’. De kennis van medische zaken neemt in deze periode toe. Zo constateert neerlandicus Jan te Winkel in het gedenkboek Eene halve eeuw 1848-1898: “Opmerkelijk is vooral onder beschaafde of zelfs minder beschaafde leeken het toenemend gebruik van medische termen. Wat vroeger “zenuwzinkingkoorts” heette, wordt nu typhus of typheuse koorts genoemd, en de “briefjes” van besmettelijke ziekten hebben een lastig woord als diphtheritis zelfs reeds onder het lagere volk in gebruik doen komen, met serum er bij. Van désinfecteeren en antiseptisch spreken zelfs barbiers en haarsnijders, zooals dienstboden van bacteriënvrije, gesteriliseerde en gepasteuriseerde melk. Koortsthermometers zijn reeds in vele gezinnen voorwerpen van huiselijk gebruik geworden, en wie vroeger niet anders wist of koorts was koorts (gewoon, anderdaagsch of derdendaagsch) heeft nu den mond vol van intermitteerende koorts en malaria. Wie vroeger alleen van “tering” sprak, spreekt nu liefst van tuberculose. Wie vroeger alleen “verkoudheid” kende, gewaagt nu ook van bronchitis. Nu “constateert” men ook als leek een maagcatarh, wanneer men vroeger alleen beweerde, dat “de maag van streek” was. En sinds de “griep” epidemisch en onder zoo verschillende gedaanten is opgetreden, is het oude, bijna geheel vergeten woord influenza een woord van den dag geworden. [...] Zielkunde en zielsziekten zijn onderwerpen van algemeene belangstelling geworden, en ieder weet nu te praten van neurasthenie als van eene kwaal des tijds. Magnetiseurs en somnambules waren vroeger bekend: hypnotiseurs zijn eerst in het laatste kwart onzer eeuw meer algemeen ter sprake gekomen, en suggestie is zulk een gewoon woord geworden, dat men het ook reeds telkens hoort gebruiken, wanneer er niet bepaald van suggestie in hypnose sprake is.” N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdambronchitis ontsteking van de luchtpijptakken 1832 [WEI] <modern Latijn Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |