Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
appelflauwte - (licht gevoel van flauwte)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdamappelflauwte zn. ‘licht gevoel van flauwte’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenappelflauwte [lichte flauwte] {1646} een zo geringe bezwijming dat men eruit bijkomt door het eten van een appel, vgl. Dodonaeus (1517 of 1518-1585) 1328b: Alle appelen zijn goet dengenen die haest in onmacht vallen oft flaeuw van herten zijn. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentappelflauwte v., is eene volksetymologische vervorming van apoplexie; vergel. in Eng. volkstaal appleplexie. Thematische woordenboeken
P.G.J. van Sterkenburg (2001), Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, 2e druk, Den Haagappelflauwte. De verwensing krijg een appelflauwte! behelst een vervorming van de geleerde term apoplexia ‘beroerte’. In het Nederlands komt als variant ook popelsije voor. Huizinga (1997: nr. 460) omschrijft appelflauwte als ‘bezwijming, licht voorkomende flauwte, waardoor men bleek en onpasselijk wordt, maar daarbij niet het gehele bewustzijn verliest. Veelal met de bijgedachte, dat het een voorgewende aandoening, louter een vertoning is.’ Men vermoedde dat mensen die geen al te sterke zenuwen hebben, zouden bezwijmen in een vertrek waarin appelen of andere vruchten liggen, en waar de lucht bedorven is door het zich uit het fruit vormende koolzuur enz. Ook denkt Huizinga aan de mogelijkheid dat de voorbijgaande flauwte zich laat genezen door het eten van een zure appel. De emotionele betekenis van de verwensing is ‘ik ben woedend op je en niet langer in je geïnteresseerd, ik veracht je’. → apezuur. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015appelflauwte ‘lichte flauwte’ -> Duits dialect Appelflaute ‘lichte (gesimuleerde) flauwte’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamappelflauwte lichte flauwte 1646 [WNT] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen104. Een appelflauwte krijgen,d.w.z. in een lichte bezwijming vallen, et apezoer kriege (Maastricht Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |