Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
![]()
|
accessoir - (bijkomend(e zaken)]Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamaccessoire zn. ‘bijkomende zaak’ EWN ♦ accessoir bn. ‘bijkomend’ (1650) P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenaccessoir, accessoires [bijkomend(e zaken)] {1554 als bn.; als zn. 1768} < frans accessoire [bijkomstig, bijzaak, (mv.) onderdelen] < middeleeuws latijn accessorius [bijkomstig], het zelfstandig gebruikt o. accessorium [bijzaak] (vgl. acces). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |